Ze kijkt me aan. Ik zie haar blik. Die spreekt
boekdelen. En nog veel meer. De angst ook. Ik weet niet waarom. Ze is bang.
Maanden geleden leerden we elkaar kennen. Haar
enthousiasme ging haar voor. Mijn fascinatie groeide traag maar gestaag. Haar
frêle lijf herbergt veel kracht en energie. Ze stuiterde door het leven met
haar gekleurde boots, haar dunne benen, haar ranke lijf. Ik voelde me groot en
sterk bij haar. Alsof ik plots was gegroeid in alle richtingen. Mijn hart zong.
Nog voor ik het zelf doorhad, zong het al. Het overviel me op een avond. Ik
keek naar haar en wilde haar zoenen. Er golfde een onverwachte stroom van angst
door mijn lijf.
Daar gaan we weer. Ik ben verliefd. Shit.
Ik ken mezelf. Ik stort me er helemaal in. Blauwtjes
lopen. Daar ben ik doorheen de jaren goed in geworden. Het is de spanning van
het moment waar ik zo naar verlang. Wat zal de ander zeggen. Er ontstaat een
vacuüm van onwetendheid waar ik op kick. Het verhoogt de spanning in mijn lijf
zo ongelofelijk hard dat het me opwindt. Daar zit het verlangen verscholen in
alle hoeken.
Bij haar is het anders en toch weer niet. Is het
liefde? Of verlangen naar iets wat ik nog niet goed ken? Het fascineert me wel.
Vrouwen. Ik wil ze voelen. Zoenen. Zachte huid aanraken. Mezelf verliezen in
een schoot die op de mijne lijkt. Mijn eigen opgewonden lichaam voelen.
Spanning opbouwen. Nieuwsgierig naar de geur van het plekje achter haar oor.
Daar zo. Daar is mensengeur het best.
De geur van parfum leidt me af. Ik hou er niet van.
Geef mij maar een echt vel met de geur van vreugde, genot en verliefdheid.
Niets verborgen. Wel geborgen. Alles kan. Dit is onze veilige plek.
We spreken af bij haar thuis. Ze woont alleen in een
klein appartementje sinds ze haar man heeft verlaten. Niet voor mij. Voor
zichzelf. Uit liefde. Ofzo. Misschien ook niet. Ik vraag niets. Wel kijk ik
haar aan. Ik voel me opgejaagd. Ik bevries. We spreken maar eigenlijk niet
echt. Ik wil haar zoenen. Haar hoofd heel zachtjes vasthouden en met mijn neus
achter haar oor heel diep inademen. Haar geur helemaal opnemen zodat we samen
zijn. Mijn verlangen verlamt me en ik blijf zitten in de zetel tegenover haar.
We zitten niet naast elkaar. Ze weet het.
Ik spreek. Zij luistert.
Zij spreekt. Ik kan alleen maar kijken naar haar
armen die haar verhaal enthousiast de wereld in werpen, naar haar ogen die
glanzen van plezier, naar haar mond die woorden uitblaast als wolken en
regenbogen. Ik kan alleen maar kijken.
Shit…verliefd.
Barsten. Ik ga barsten.
‘Ik wil je een hele maand niet meer zien’
‘…’
Haar blik spreekt. Mijn hart is een steen. Tot ze
verdwijnt. Dan breek ik…in duizend stukken.